"MIJN LIEFSTE IS MIJN." [1]

(Hooglied 2 : 16.)

Hoe ijdel is het, de zonen en dochteren der menschen te hooren spreken van "mijn," wanneer het iets is, dat tot deze wereld behoort!

Neem aan, dat iemand van alles, wat deze wereld schoons aanbiedt, kan zeggen: het is mijn, zooals mijn rijkdom, mijn invloed, mijn kracht, mijn wijsheid, mijn naam - welke waarde heeft dit voor de ziel, en wat kan dit alles haar aanbrengen?

Doch welk een groot onderscheid, wanneer Christus - de Innig-Geliefde - het Voorwerp onzer toegenegenheid is!

Wanneer het geloof kan zeggen: "Christus is mijn." "Hij is mijn Liefste" en "mijn Liefste is mijn." - Mijn op dit oogenblik - mijn, om mij te wasschen van mijn zonden; - mijn, om mij te bekleeden met de gerechtigheid Gods; - mijn, om woning te maken in mijn hart, door Zijn Geest; - mijn, gedurende mijn leven; - mijn, te midden van het bruisen der wateren; - mijn, in de hemelsche heerlijkheid. - ja, mijn ziel! en nog meer, nog veel meer! - Mijn, op Wien ik mijn oog vestig; - mijn, om mede te spreken; - mijn, om voor mij te zorgen; - mijn, om met mij te belijden en te gevoelen; - mijn, om mij te ondersteunen; mijn, om het pad van mijn pelgrimstocht te voleinden, om een einde te maken aan mijn lange en vermoeiende reis, en mij te voeren in de eeuwige rust en heerlijkheid, om eeuwig met Hem te zijn.

Zeg, o, mijn ziel! is dit niet al het aardsche en tijdelijke verre overtreffend?

Dierbre Jezus! U te kennen,
Is mij meer dan alles waard;
Aan Uw wegen te gewennen,
Geeft alleen mij rust op aard.
Alles heeft zijn glans verloren,
Rijkdom, macht en roem en eer.
U alleen heb ik verkoren;
'k Heb aan U genoeg, o Heer!

(Geschreven in 1923.)

D. ROT.


[1] De schrijver van dit korte stukje is 7 januari j.l. in zijn Heer en Heiland ontslapen. Hij leefde bijna een halve eeuw in het zalige bewustzijn, dat Jezus zijn alles was. - En dat hij ook leefde in de verwachting van de wederkomst van zijn Heer, weten allen, die hem gekend hebben, en bewijzen ook de hier volgende stukjes over de hoop van den Christen. De Heer, die dezen getrouwen dienstknecht tot Zich nam, doe ons hem gedenken, ook tot onze leering en opbouwing!