CORRESPONDENTIE.

 

Mej. P. te Rotterdam. - Verbannen te zijn van Christus (Rom 9:3), of door een banvloek van Hem gescheiden te zijn, is hetzelfde. Als gij in het oog houdt, dat mannen als Mozes en Paulus zulke dingen niet in kalme beradenheid hebben uitgesproken, maar in oogenblikken van overstelptheid der ziel door droefheid, zal het u minder onbegrijpelijk voorkomen, dat zij zich zóó hebben geuit. Onuitsprekelijk had Paulus zijn volk lief. Daarin had hij de gezindheid zijns Heeren. En zelf wilde hij nu ongelukkig zijn, als dat volk maar gelukkig werd. - Bij kalm nadenken zou Paulus natuurlijk de eerste zijn geweest om te erkennen, dat zoo iets onmogelijk en ook niet wenschelijk ware.

 

Wat uw tweede vraag betreft: zij, die in de Middeleeuwen zijn gedood om Christus' wil, behooren niet tot de zielen, die in de Openbaring onder het altaar worden gevonden (Op 6:9-11). Want de eersten behooren tot Gemeente.


R.G.G. vraagt namens de Jongemannenbijeenkomst te Den Haag op grond waarvan de Joden verwachtten, dat de komende Christus, Elia of profeet zou doopen. (Joh. 1 : 25.)

 

Er was hiervoor in de Schrift geen grond. De Heidenen echter, die zich bekeerden tot God, en die Israeliet werden, werden vóór hun besnijdenis gedoopt, ten bewijze, dat zij afscheid genomen hadden van het Heidendom, en zich gezuiverd hadden van de besmetting der afgoden. Dit werd de proselietendoop genoemd, en zal wel de aanleiding geweest zijn, dat de Joden den Christus, Elia of den profeet verwachtten, om allen te doopen, die zich bekeerden tot den God hunner vaderen.