GEDACHTEN,

van hen, die ons zijn voorgegaan.

 

Het Boek Esther is in verhevenheid niet gelijk te stellen met vele andere boeken des Bijbels. Maar nochtans behoort het tot die goddelijke boeken, die in zichzelve het kenmerk der inspiratie dragen, en die ons gegeven zijn, onder de leiding des Heiligen Geestes, tot leering en onderwijzing, al zijn ze ook geheel verschillend van inhoud en beteekenis. Dit verschil tusschen de boeken des Bijbels moet ons niet verwonderen. Het komt geheel overeen met alles wat God heeft geschapen in de natuur. Het werk Gods kenmerkt zich niet zoozeer in het groote en schoone, als wel dáárin, dat men het niet kan namaken. Zie ik naar boven, dan vertellen de hemelen mij Gods eer. Maar ik merk een groot verschil op in de heerlijkheid der hemellichamen, die ik aanschouw. Dit verschil in glans en grootheid der sterren doet mij echter geenszins er aan twijfelen, dat God die kleine, minder sierlijke hemellichamen even goed geschapen heeft als die groote, schitterende. Zie ik naar beneden, dan is het even zoo. Naast den wijnstok aanschouw ik den braamstruik. Naast den diamant den keisteen. Maar beide erken ik als het werk van Gods handen. En zóó is het ook in de Heilige Schrift. Dat de profetie van Jesaja, de Evangeliën en de brieven van Paulus van meer beteekenis zijn dan bijvoorbeeld de Kronieken, wie zal het betwijfelen? Maar daarom leg ik de andere niet ter zijde! Integendeel, ik onderzoek ze als Gods ingegeven Woord. En zoo zie ik in het Boek Esther een heerlijk dichtstuk op de Voorzienigheid Gods.

G. P. B.