Een brief van een Japanschen broeder.

Een brief, herkomstig uit Korea, geschreven door een Japanschen broeder, waarvan ons een afschrift vriendelijk werd ter hand gesteld, nemen wij niet in de "Mededeelingen," maar in den "Bode" vertaald op, opdat de inhoud, zoo eenvoudig, doch juist daarom zoo treffend, in wijderen kring zou gelezen worden. De Heer zegene de lezing en overdenking er van aan ons aller hart!

Survon, Korea, 26 Febr. 1908.

Lieve Broeder in den, Heer!

Ik ben verzekerd, dat het uw harten zeer bedroefd heeft, te hooren van het heengaan mijner geliefde vrouw. Het eenige, wat mij overblijft, is te vertrouwen op de genade des Heeren - die onveranderlijke genade, - mijzelf buigende en vernederende onder Zijn machtige hand. Ik dank u voor uw innige deelneming. Ik vraag uw gebeden voor ons. De Heer gaf mij tien jaar geleden de meest geliefde zuster tot vrouw. Zij diende den Heer met geduld, vol blijdschap. Zij was de troost mijns harten; de hulp van mijn geloof ; en zij was een mede-arbeidster in het Evangelie. Het is de genade des Heeren. Zij deed mij goed en geen kwaad, al den tijd, dat wij met elkaar verbonden waren. Zoo vaak ik aan haar denk, beginnen mijn tranen te vloeien. Mijn hart breekt, als ik denk aan mijn kinderen. De Heer gaf haar mij, en nu nam Hij haar weg; Hij is goed, en wat Hij doet is goed. Alles komt voort uit Zijn hart vol liefde. Wij moeten ons geheel aan den Heer toevertrouwen. Tien jaar geleden proefde ik voor mijzelf de kostbaarheid van het eerste vers van een onzer liederen: "O, Christus is de fontein, de diepe bron der liefde! Uit de stroomen, die ik op aarde reeds smaakte, zal ik boven meer en dieper drinken. Daar is Zijn genade uitgestrekt tot één oceaan, en in dat land van Emmanuël is eeuwige, eeuwige heerlijkheid." Thans heb ik ook de kostbaarheid van het volgende vers van dit lied geproefd, dieper dan ooit te voren: "De webbe van mijn tijd op aarde is geweven van oordeel en genade, en zelfs de donkerste wolken van smart zijn verlicht door Gods liefde. Ik zal zegenen de hand, die mij leidde, ik zal zegenen het hart, dat mijn weg overdacht en regelde; dat mij daarna opnam in het land van Emmanuël, in dat land van eeuwige heerlijkheid."

De Heer is vol genade en barmhartigheid. Hoe kunnen wij Zijn goedheid in twijfel trekken? De Heer, die onze zonden wiesch met Zijn bloed! Zelfs het dal der tranen maakte Hij tot een fontein.

De moeder mijner kinderen, die hen zoo innig liefhad, is nu bij den Heer. Maar Hij, die haar gaf aan de kinderen,

heeft hen Zelf lief en zorgt Zelf voor hen. Ik bid, dat mij het teedere hart eener moeder moge gegeven worden. De apostel Paulus, toen hij in de gevangenis zat, verheugde zich meer en meer in den Heer, en onderwees anderen hetzelfde te doen als hij. Zoo was hij in staat, den Heer overvloedig te dienen. Was dat niet de wonderbare genade des Heeren?

Ik heb nu vier kinderen, en één van hen is een zuigeling. Ik kan nu niet meer zoo dikwijls uitgaan, en ook niet op reis gaan, zooals ik zou wenschen met 't oog op 't werk des Heeren, en vroeger ook deed. Maar de Heer noemt ons "vaten van genade," en Hij kan zulk een zwak vat, als ik ben, gebruiken naar Zijn wil. Ik word vertroost door 2 Kor. I: 3-5; V:14 en 15; VI:10; XII:9.

Mijn vrouw leed aan longontsteking. De hooge koorts bezorgde haar een aandoening van het hart. Dinsdag, te middernacht, was haar toestand zeer ernstig; ik maakte mijn kinderen wakker, en wij stonden allen aan haar bed. Zij zeide: "Yoshinchu, je bent het oudste kind, gehoorzaam vader, en heb de andere kinderen lief. Vertrouw op den Heer, en wacht op Zijn komst. Hoewel ik naar den Heer ga, omdat het Zijn wil is, heeft Hij u toch lief, en Hij zal u allen gedurig beschermen. Geloof in Hem alleen, altijd. Als de Heer komt, zullen we elkaar weerzien. Asa, Jun, en Yoshio, hebt elkander lief. Gelooft alle drie in Hem." Woensdagmorgen half acht ging zij in vollen vrede tot den Heer.

Ik dank de Japansche broeders voor hun deelneming. Door het ontslapen van mijn vrouw zijn de broeders in Korea zeer bedroefd, en gevoelen wat het is God te vreezen. Als ik nu terugging naar Japan, hoe zouden zij zich dán gevoelen? Daarom wensch ik nog hier te blijven. Bid, dat onder de Koreaansche broeders, en onder de Japansche broeders, die hier wonen, het Evangelie ingang moge vinden. Ik kan niet aan iederen broeder persoonlijk schrijven. Zend mijn groeten en dankzegging aan allen.

Uw U liefhebbende Broeder in Christus,

M. NORIMATSU.