Correspondentie.

 

3. J.v.M. te Gouda vraagt een verklaring van Joh. XX:23.

Nadat de Heer Jezus zijnen discipelen den vrede verkondigd had, dien Hij door zijn lijden en sterven voor hen verworven had, (vs. 19.) zendt Hij hen in de wereld om daarvan getuigenis af te leggen. Hij zegt wederom tot hen: "Vrede zij u! gelijk de Vader mij gezonden heeft in de wereld, zend ik ook u." Zelf den vrede, dien Hij aangebracht had, smakende, en hunne voeten met dien vrede geschoeid hebbende, worden zij in de wereld gezonden om dien vrede te verkondigen. Hij geeft hun den Heiligen Geest, opdat zij, naar de kracht van dien Geest, de vergeving der zonden brengen zouden tot een wereld, die onder het juk der zonde gebogen gaat. Aan een iegelijk, die in Jezus geloofde, konden zij de vergeving der zonden verzekeren, terwijl zij allen, die niet geloofden, moesten aanzeggen, dat hunne zonden bleven, en zij zich onder den toorn Gods bevonden en het oordeel te verwachten hadden.


4. A.J.V. te Aalten. - In de gelijkenis van de arbeiders in den wijngaard (Matth. XX:1-16.) stelt de Heer voor, hoe de genade en de vrijmacht Gods zich openbaart in hetgeen Hij geeft, en jegens hen, die Hij roept. Zijne gaven aan de arbeiders in den wijngaard hangen af van die genade en van die roeping. Dit is van algemeene toepassing. Paulus b.v., die veel later door God geroepen word, en derhalve eerst laat tot den arbeid inging, gaf een krachtiger getuigenis van de genade dan de arbeiders, die van den dageraad des evangelies gewerkt hadden.

In de gelijkenis van het bruiloftskleed (Matth. XXII : 1-14.) geeft de Heer een beeld van het koninkrijk der hemelen. God wil zijnen Zoon eeren door het vieren zijner bruiloft. Eerst worden de Joden, die reeds vroeger uitgenoodigd waren, tot de bruiloft geroepen. Zij weigeren echter om te komen. Dit geschiedde gedurende het leven van Jezus. Daarna zendt God, toen alle dingen bereid waren, de Apostelen tot heil om hen tot komen te bewegen; doch zij verachten de boodschap en dooden de boodschappers. Het gevolg hiervan is, dat deze booze menschen worden omgebracht en hunne stad wordt verwoest. Dit had plaats bij de verwoesting van Jeruzalem. Daarna worden de ellendigen, de heidenen tot de bruiloft geroepen en ingebracht; en de bruiloftszaal werd vol gasten.

Vervolgens wordt ons voorgesteld het oordeel over hetgeen in het koninkrijk der hemelen gevonden wordt. Voor een bruiloftsfeest past een bruiloftskleed. Al is men uitwendig in het koninkrijk gekomen en een belijder van het Christendom geworden, zoo men niet bekleed is met Christus zelf, dan wordt men buitengeworpen.


5. J.V.T. te 's Hage vraagt een verklaring van 2 Kor. V :3, waar wij lezen: "Zoo wij namelijk bekleed zijnde, niet naakt gevonden worden."

Ontkleed worden, wil zeggen: het lichaam afleggen of sterven; overkleed worden wil zeggen: zonder sterven een ander lichaam krijgen; bekleed zijn beteekent dus: nog in het lichaam op aarde vertoeven.

Paulus' vurig verlangen was niet ontkleed, maar overkleed te worden, niet te sterven, maar te blijven leven tot Jezus komt om de zijnen in den hemel op te nemen, opdat het sterfelijke in het lichaam door het leven verslonden worde. Dit kan evenwel alleen het deel zijn van hen, die in Jezus gelooven, en die dientengevolge voor God bekleed zijn met zijne gerechtigheid, en daarom voegt Paulus bovenstaande woorden er aan toe.

Lezen wij ze nog eens in het verband. Want ook in dezen (tabernakel) zuchten wij, vurig verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, namelijk het nieuwe, onsterfelijke lichaam, overkleed te worden; zoo wij namelijk, bekleed zijnde, dat wil zeggen: zoo wij namelijk, nog in het lichaam op aarde levende, niet naakt (d.i. niet ontbloot) van de gerechtigheid Gods zullen gevonden worden. Of met andere woorden: Indien wij blijven leven tot Jezus komt om de zijnen op te nemen, en wij behooren dan werkelijk tot de gerechtvaardigden, dan zullen wij niet sterven, maar met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed worden.


6. B.H.D. te Aalten. - Het oordeel, dat in Matth. XXV : 31-46 beschreven wordt, is het oordeel, 't welk de Heere Jezus, de Zoon des menschen, als Hij komen zal in zijne heerlijkheid hier op aarde, over de volken, die dan leven, zal uitspreken. Het heeft dus plaats bij het begin des duizendjarigen rijks. Het oordeel der dooden voor den grooten witten troon komt, volgens Openb. XX, aan het einde, wanneer niet alleen de duizend jaren zullen zijn voorbij gegaan, maar wanneer de aarde en de hemel wegvlieden voor het aangezicht van Hem, die op den troon zit.


7. N.N. vraagt een verklaring van 2 Kor. IV : 16.

Paulus had veel lijden te verduren en vele vervolgingen te ondergaan. In 2 Kor. XI noemt hij een geheele reeks van verdrukkingen op, die om Christus' wil over hem gekomen waren. Dit lijden had natuurlijk invloed op zijn lichaam. In Gal. VI : 17 zegt hij: "Ik draag de litteekenen van den Heer Jezus in mijn lichaam." Doch dit hinderde hem niet; integendeel hij verblijdde er zich over; want zegt hij: "al wordt ook onze uitwendige mensch verdorven, nochtans wordt de inwendige van dag tot dag vernieuwd." In gemeenschap met God wandelende en het oog gericht op de onzienlijke dingen, werd de inwendige mensch hoe langer zoo sterker en gelukkiger, naarmate de uitwendige verdorven werd; want de verdrukking werkt volharding, en de volharding bevinding, en de bevinding hoop.