Correspondentie

 

De volgende vragen bleven nog van voorleden jaar ter beantwoording over. Gaarne zal ik voortgaan vragen over plaatsen uit de Schrift en over het praktische leven te ontvangen, en die, zoo de Heer mij daartoe de bekwaamheid geeft, te beantwoorden. De correspondenten mogen zoo vriendelijk zijn om hunne vragen op een afzonderlijk stuk papier te stellen, en ze niet in hunne brieven in te voegen.

 


1. N. N. vraagt een verklaring van Rom. III : 25.

In den tabernakel was de "genadetroon", de arke des verbonds met het verzoendeksel, in het heilige der heiligen voor ieders oog verborgen, behalve voor den hoogepriester , eenmaal des jaars, op den grooten verzoendag. In tegenstelling hiermede is Christus als een genadetroon gesteld voor allen, in dezen dag der genade in de prediking des evangelies, en iedereen is vrij, ja, wat meer zegt, iedereen wordt uitgenoodigd om tot dien genadetroon te naderen. Doch wie aan deze uitnoodiging gehoor geeft, moet komen "door het geloof in zijn bloed." Dit wijst heen op het bloed, dat jaarlijks op en voor het verzoendeksel gesprengd werd. Op het verzoendeksel deed het verzoening, daar het aan al de rechten van een heilig God ten opzichte van de zonden des volks beantwoordde en Hem verheerlijkte; zoodat Hij rechtvaardiglijk in zijne betrekking van genade tot Israël kon blijven. Voor het verzoendeksel, waar het bloed niet eens, maar zevenmaal gesprengd werd, was het Gods getuigenis aan den mensch, dat er verzoening gedaan was. In het Evangelie nu wordt getuigenis gegeven aan het feit, dat er verzoening is aangebracht door het bloed van Christus; en een ieder, die dit getuigenis aanneemt, en tot Christus komt als den genadetroon door het geloof in zijn bloed, vindt, dat al zijne zonden voor altijd zijn weggedaan. In onzen tekst wordt evenwel onze aandacht nog meer bepaald bij de handelingen van God. Het bloed van Christus op den genadetroon verklaart ons Gods gerechtigheid in het voorbij laten gaan, onder zijne verdraagzaamheid, van de zonden der heiligen des ouden verbonds; en het heeft den grond gelegd voor zijne gerechtigheid, waardoor Hij rechtvaardig zijn kan, en een ieder, die uit het geloof in Jezus is, rechtvaardig verklaren kan. Op deze wondervolle wijze is God geheel vrij om den goddelooze te rechtvaardigen door zijne genade door de verlossing, die in Christus Jezus is. Hoe eenvoudig! Hoe heerlijk! En welk een aanmoediging voor een ieder om tot dezen genadetroon, tot Christus, te naderen in vol vertrouwen op de algenoegzaamheid van zijn kostbaar bloed!


2. F. B. te Beverwijk vraagt een verklaring van 1 Joh. V : 6-8.

Drie zijn er, die getuigen: de Geest en het water en het bloed; en deze drie zijn eenstemmig; namelijk in het geven van dit getuigenis, dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft, en dat dit leven in zijnen Zoon is; zoodat die den Zoon heeft, het leven heeft; doch dat zulks alleen geschieden kon door den dood van Christus. Toen Christus gestorven was, doorstak een der krijgsknechten zijne zijde met een speer, "en terstond kwam er bloed en water uit;" en daarvan legt de Geest mede getuigenis af. Zie voor meer uitvoerige verklaring, Jaargang XII, blz. 17.