WOORDEN VAN CHRISTUS IN ZIJN EIGEN TAAL

 

H. P. MEDEMA

 

Vrijwel alle lezers van de" Bode" zullen gewend zijn uit een Nederlandse bijbel te lezen. Welke vertaling gebruikt wordt zal nogal eens uiteenlopen; de één zal het bij de oude Statenvertaling houden, een ander zal wellicht de N.B.G.-vertaling van 1951 prefereren en een derde zal voor het nieuwe testament de voorkeur geven aan de "Voorhoevevertaling" .

Deze vertalingen hebben één ding gemeen: ze proberen een zo nauwkeurig mogelijke vertaling van de Hebreeuwse- en Griekse grondtekst te geven. Helemaal precies is zo'n weergave natuurlijk nooit. er blijven altijd bepaalde nuances uit de grondtekst die zelfs met de beste wil van de wereld niet in het Nederlands over te brengen zijn.

Maar van de oorspronkelijke tekst weten wij dat deze door de Heilige Geest geďnspireerd is. Zeker, het is wel eens moeilijk uit vergelijking van verschillende handschriften nauwkeurig op te maken welk woord er op een bepaalde plaats moet staan, maar dat doet aan het principe niets af, bovendien betreft dat slechts een verhoudingsgewijs uiterst gering aantal gevallen.

Wanneer wij speciaal aan de evangeliën denken, moeten we erkennen dat dit een heel bijzondere zaak is. Weliswaar zijn de vier evangeliën, net als trouwens het gehele nieuwe testament ongetwijfeld direkt in het Grieks geschreven - maar de gesprekken die erin vermeld zijn, zijn zonder twijfel niet in het Grieks gevoerd, maar in het Aramees; en alle woorden van de Heer Jezus uit de evangeliën zal Hij zeker ook in het Aramees hebben gesproken. Deze Aramese bewoordingen zijn ons niet bewaard gebleven. De Heilige Geest heeft het beter geacht de woorden van de Heer Jezus weer te geven in door Hem geďnspireerde geschriften in de Griekse taal. Het is wel onnodig te zeggen dat dat niets afdoet aan de betrouwbaarheid van de evangeliën, daar immers de Heilige Geest Zelf de uiteindelijke Auteur is.

Het is echter des te opmerkelijker dat in het evangelie naar Markus vier uitspraken van de Heer Jezus worden weergegeven in het Aramees; vergezeld van de Griekse vertaling ervan. Dat is iets buitengewoons!

Viermaal worden wij in de gelegenheid gesteld heel letterlijk de woorden op te vangen die van de lippen van onze Heer kwamen. We kunnen bij wijze van spreken (ik kom daar later op terug) zelfs de intonatie van zijn stem horen! Het zijn, net als alle andere woorden die de Heer uitsprak, de woorden die de Vader Hem gegeven had, en die Hij ons heeft gegeven (Joh. 17:8), en ze moeten dan ook bijzonder kostbaar voor ons zijn. Het zijn deze vier tekstplaatsen:

 

- Markus 5:41 - "Talitha Koemi"

- Markus 7:34 - "Effatha"

- Markus 14:36 - "Abba"

- Markus 15:34 - "Eloi, Eloi, lama sabachthani?"

 

Waarom deze "vreemde" woorden?

Er is alle reden om ons af te vragen waarom in deze gevallen de Aramese bewoordingen voor ons bewaard zijn gebleven, terwijl wij verder in het algemeen te doen hebben met een Griekse (maar wel geďnspireerde!) weergave.

Deze vraag is wellicht niet zo moeilijk als ze lijkt. Wij kennen allemaal het verschijnsel dat we ons van bepaalde kennissen, broeders of zusters of familieleden karakteristieke uitspraken herinneren, of woorden die bij een bepaalde gelegenheid gezegd zijn, die zo'n diepe indruk op ons gemaakt hebben dat ze zijn blijven "hangen". Je hóórt die-en-die nog dit-en-dat zeggen! Zo is het ongetwijfeld ook de evangelie-schrijvers gegaan toen zij de gebeurtenissen uit het leven van de Heer Jezus optekenden. Sommige woorden van de Heiland zullen hen bijzonder bijgebleven zijn, en de Heilige Geest heeft, naar de belofte van de Heer, hun geheugen opgefrist.

"De Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u in herinnering brengen alles wat ik u gezegd heb" (Joh. 14 : 26). Zo heeft de Heilige Geest de discipelen alle woorden van de Heer weer te binnen gebracht, en ook de vier heel bijzondere gevallen waarover we zullen spreken. We kunnen ons voorstellen dat de discipelen die erbij waren déze woorden van de Heer niet gemakkelijk vergeten zijn.

 

Waarom juist in Markus?

Dat juist Markus deze vier gevallen vermeldt (alleen Mark. 15:34 heeft een parallel in Matth. 27:46) kan op het eerste gezicht een moeilijkheid opleveren. Immers, Markus hoorde niet bij de kring der twaalf discipelen - hoe kon juist hij dan deze nauwkeurige weergave van Christus' woorden geven? Bij nadere overdenking is dat echter juist zeer verklaarbaar. Er zijn namelijk een aantal argumenten die sterk pleiten voor de gedachte dat Markus zijn evangelie heeft gebaseerd op mondelinge overlevering door de apostel Petrus .

Dat zou precies overeenstemmen met het feit dat Markus juist deze Aramese woorden van de Heer vermeldt. We kunnen ons immers gemakkelijk voorstellen hoe Petrus met vuur verteld moet hebben over wat hij met de Heer had meegemaakt, en hoe hij, gekomen bij de vier geschiedenissen die wij nu overdenken, de moeite nam letterlijk aan Markus de woorden door te geven die de Heer gesproken had. Bovendien kunnen de woorden uit 5:41 (en waarschijnlijk 14:36) alleen maar door één van het drietal Petrus, Johannes en Jakobus zijn overgeleverd.

Belangrijker echter is de geestelijke zeggingskracht van het feit dat Markus deze vier gevallen vermeldt. Wij zouden wellicht zeggen dat dit in zijn evangelie het minst op zijn plaats is. Markus schildert de Heer Jezus vooral als de trouwe Dienstknecht, als Degene, die "niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen" (10:45). Het zou ons bij een dienstknecht tamelijk onbelangrijk toeschijnen de nauwkeurige bewoordingen te kennen van wat hij zegt. Maar déze dienstknecht is de Zoon van God (1 : 1)! Deze is Gods geliefde Zoon, van wie de Vader zegt "Hoort Hem!" (9: 7).

Het valt trouwens sterk op dat Markus, wellicht méér dan de andere evangelieschrijvers, er niet alleen de aandacht op vestigt wat de Heer Jezus doet, maar ook hoe Hij het doet. We zullen dat speciaal zien bij de overdenking van de genezing van de doofstomme, tot wie de Heer het woord "Effatha" sprak.

Daarin ligt voor ons ook een praktische les: ons werk in de dienst van de Heer houdt er niet mee op als we precies gedaan hebben wat we moesten doen, maar de Heer is er ook in geďnteresseerd hoe we het doen. Niet voor niets beschrijft juist Markus dat de Heer "ging zitten tegenover de schatkist en zag hoe de schare geld wierp in de schatkist" (12: 41).

 

Vier uitspraken van de Heer Jezus

Het is de moeite waard de vier gevallen waarin de woorden van Christus in zijn eigen taal voor ons bewaard zijn gebleven, onder elkaar te zetten.

 

1 . In twee van de vier gevallen spreekt de Heer Jezus tot mensen (5 : 41; 7: 34); in de andere twee spreekt Hij tot zijn God en Vader (14: 36; 15 :34).

2. In de twee eerste gevallen zien we Hem áls Degene die een dode opwekt (het dochtertje van Jaďrus) en die een doofstomme geneest.
Maar in beeld spreken deze beide gevallen ons van zijn zegenrijk werk aan óns. Hij is de Heiland van zondaars!

3. Prachtig wordt de geschiedenis van het dochtertje van Jaďrus op ons toegepast als we de brief aan de Efeziërs lezen: "U, toen gij dood waart in uw misdaden en zonden .... maar God, die rijk is aan barmhartigheid heeft ons vanwege zijn grote liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad, toen ook wij dood waren in de misdaden, levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij behouden) en heeft ons mee opgewekt…" (Ef. 2: 1-4).

4. Misschien mogen we in de genezing van de doofstomme meer een verwijzing zien naar de toestand van ons als natuurlijke mensen zoals die geschilderd wordt in de Romeinenbrief; niet "dood in zonden en misdaden", maar levend in ongehoorzaamheid aan God; mensen die oren hebben, maar niet horen, bij wie het horen van Gods wet niets uitwerkt (Rom. 2:13); mensen, tenslotte, die zó volledig onder de zonde liggen dat "elke mond gestopt wordt en de hele wereld strafschuldig is voor God" (Rom. 3 : 19).

5. Tenslotte is er een duidelijk onderscheid in de beide keren dat de Heer Jezus zijn God en Vader aanspreekt. In 14: 36 is het duidelijk dat Hij zich richt tot de Vader, terwijl Hij in 15 :34 uitroept: "Mijn God!"

 

We zullen er goed aan doen de vier teksten nu afzonderlijk in hun verband te bezien. Ongetwijfeld zullen deze woorden die van de mond van de Heer uitgaan, ons ertoe brengen Hem beter te leren kennen en beter datgene wat in zijn hart is te leren begrijpen. Liefelijkheid is over zijn lippen uitgegoten!