II
Op de Areópagus heeft Paulus aan de wijsgeren van Athene gezegd dat God uit één bloed (of: uit één enkele) het ganse geslacht der mensen gemaakt heeft. Uit één mensenpaar zijn dus alle geslachten op de hele aarde voortgesproten. Daarom kunnen we zeggen dat Eva de moeder is van allen die na haar gekomen zijn. Haar naam heeft zij van haar man, van Adam gekregen, toen hij in het geloof van haar sprak als van de moeder van alle levenden (Gen. 3 : 20). Maar helaas is deze vrouw, die de moeder van ons allen is, ook de oorzaak van ons aller ongeluk. Het is niet tegen te spreken dat het haar ongehoorzaamheid, haar begeerlijkheid was, waardoor de zonde in de wereld is gekomen. Adam was ongetwijfeld mede schuldig maar de eerste oorzaak was toch Eva. Niet over Adam, maar over Eva sprak God dan ook het eerst zijn oordeel uit.
Als gevolg van haar ongehoorzaamheid heeft God, in zijn oordeel over haar, voor altijd de positie van de vrouw vastgesteld. Eén onderdeel van dit oordeel is de onderworpenheid van de vrouw aan de man (Gen. 3 : 16). Ongetwijfeld ging dit verder dan oorspronkelijk door God was bepaald. De vrouw was aan Adam gegeven als een hulp die bij hem paste en daarbij was geen sprake van heerschappij van de man over de vrouw. Dit laatste kwam eerst na de zondeval, als een oordeel van God. Dat dit nu, in de genadetijd, niet is opgeheven wordt bewezen door de woorden in 1 Tim. 2 : 12-14 en Titus 2 : 5. Gods oordeel over de vrouw geldt voor alle tijden. Wanneer men dus in de wereld en in de christenheid aan de vrouw gelijke rechten toekent als aan de man, houdt dit in een ontkenning van de schuld van Eva boven die van Adam.
Eva heeft zich, schuldbewust, gebogen onder de oordeelsaankondiging van God. Zij is niet in opstand gekomen, omdat zij de rechtvaardigheid erkende van deze Goddelijke beslissing. Haar hoogmoed, de oorzaak van haar ongehoorzaamheid, was gebroken. Wat is het anders dan hoogmoed, als de vrouw nu voor zichzelf gelijke rechten opeist als de man bezit? Hoe kan daarop de zegen van God rusten?
Eva was echter ook een gelovige vrouw. In het paradijs had zij de ongestoorde gemeenschap met God gesmaakt. Zij had genoten, met haar man, van de ongerepte heerlijkheid van het paradijs. In al hun verschrikkelijkheid voelde zij de smartelijke gevolgen van het oordeel, zoals wij dat nooit zullen kunnen, omdat wij de staat van onschuld in het paradijs niet gekend hebben. Maar het oordeel van God, waaraan zij zich onderwierp, bracht een nieuw, tot nu toe ongekend element in haar leven: het geloof in Gods beloften. De erkenning van eigen schuld, het bewust zijn van eigen toestand, doet ons van onszelf afzien en ons vertrouwen alleen op God stellen. Zo was het met Eva. Zij had gehoord welk oordeel God over de slang uitsprak, maar daarin ook de rijke belofte aan haar beluisterd. Haar zaad zou de overwinnaar zijn over de slang. Een straal van hoop in de grootste duisternis. En toen haar eerste zoon geboren werd, ontving zij hem als een geschenk van God.
Moeite en verdriet zijn aan Eva niet bespaard gebleven. Op één dag werd zij van twee zonen gescheiden. Haar moederhart zal gebloed hebben, toen Abel viel door de moordenaarshand van zijn broer. Dubbele smart werd haar deel: de dood van één zoon, de zonde van de andere zoon. Het is moeilijk uit te maken wat haar het meest heeft aangegrepen. Haar geloof bleef echter werkzaam, zoals blijkt bij de geboorte van Seth. Ook deze zoon was voor haar een Godsgeschenk.
Eva, als gelovige vrouw, wordt ons bizonder getekend als moeder. Daarin heeft zij haar geloof getoond, ten voorbeeld voor allen die na haar de vreugde van het moederschap gekend hebben.
Ongeveer tweeduizend jaren liggen tussen de geboorte van Eva's eerste zoon en de geschiedenis van de tweede gelovige vrouw die in de bijbel genoemd wordt. Ongetwijfeld zijn er in die tussentijd meer vrouwen geweest die hun vertrouwen op God stelden, maar Gods Woord zwijgt over hen. Niemand kan er aan twijfelen dat Sara een gelovige was. In Hebeeën 11 komt zij zelfs voor in de rij van geloofshelden.
In de geschiedenis van Sara zien we haar voornamelijk als de echtgenote van Abraham, met wie zij de moeiten, zorgen, maar ook de geloofsverwachting deelde. Bij Eva daarentegen domineerde als gelovige vrouw haar moederschap.
Met Abraham heeft Sara het land van haar vaderen verlaten. Hoewel de roeping van God tot Abraham gekomen was, had deze toch ook betrekking op Sara. God wilde Abraham uit Sara de zoon der belofte geven, niet uit een andere vrouw. Samen heeft dit echtpaar de strijd des geloofs gestreden. Sara heeft door het geloof zich geschikt in het zwervende leven van haar man. In zijn voor- en tegenspoed was zij een trouwe hulp die bij hem paste. Zij zal zeker voor Abraham tot grote steun geweest zijn. Al is ze niet op de voorgrond getreden, God heeft ook haar geloof opgemerkt en, zoals Hij dat altijd doet, het beloond. De belofte in Gen. 17 : 16 heeft speciaal op haar betrekking.
Sara, als echtgenote en huisvrouw, wordt later door Petrus tot een voorbeeld gesteld voor alle gelovige vrouwen. Zij was één van die heilige vrouwen, die op God hoopten en haar man onderdanig was; zij noemde Abraham "heer". Daaruit moeten we niet de conclusie trekken, dat zij er geen eigen mening op na hield, of deze voor zich hield. We lezen dat wel anders. De eerste keer dat Sara aan Abraham een advies gaf, vinden we in Gen. 16 : 1. Het was niet bepaald een geloofsdaad die zij Abraham aanraadde met betrekking tot Hagar.
Toch heeft Abraham naar zijn vrouw geluisterd. Toen het geloof van Sara faalde, faalde het ook bij Abraham. De wederzijdse invloed van man en vrouw is groter dan men wel eens denkt.
Van meer geloofsinzicht getuigde wat Sara later sprak. Na de geboorte van Isaäk, toen Ismaël groot geworden was, kwam uit haar mond het gevleugelde woord:
"De zoon van deze slavin zal niet erven met mijn zoon, met Isaäk" (Gen. 21 : 10) (zie ook Gal. 4: 30).
Abraham was met dit advies van zijn vrouw allerminst ingenomen. God moest zelfs tot hem komen, om hem te bewegen naar Sara te luisteren.
We zien, hieruit dat er bij Sara geen sprake was van slaafse onderworpenheid. Zij heeft niet geschroomd haar gedachten naar voren te brengen. Met vrijmoedigheid heeft zij zich meer dan eens uitgesproken en het is zeker niet zonder betekenis dat dit uitdrukkelijk in de Schrift wordt vermeld.
Anderzijds heeft Sara ook gehoorzaamd toen zij van haar man een opdracht ontving. Eén voorbeeld daarvan lezen we in Gen. 18 : 6, toen zij een maaltijd klaar moest maken voor de drie mannen, die plotseling op bezoek kwamen. Als vrouw en echtgenote heeft Sara ook fouten gemaakt, maar in het geheel genomen heeft zij toch de juiste plaats naar Gods gedachten tegenover haar man ingenomen. Daarin is zij een voorbeeld, waard om na te volgen.
H. M.
![]() |