"Zoekt in het boek des Heren, en leest" (Jes. 34 : 16)
"Zocht Mij, en leeft" (Amos 5 : 4)
Met deze twee teksten willen wij beginnen een inleidend woord te schrijven over bijbelstudie, om daarna in enkele artikelen iets te zeggen over verschillende bijzonderheden van de Bijbel en over enige methoden van bijbelstudie.
In mijn jeugd zong ik op de Zondagsschool dat mooie vers over de Bijbel:
Een boom stond op een berg geplant,
Van gouden vruchten zwaar.
Wij mogen die gouden vruchten op zilveren gebeelde schalen opdienen, maar het zijn de vruchten waarop het oog gericht moet worden en niet de zilveren gebeelde schalen die slechts dienen om de gouden vruchten aan te bieden.
De Bijbel is de waarheid en het boek der waarheid.
"Er is zijns gelijke niet."
Wij kunnen wel veel spreken en "schijnbaar" dienen, maar als we niet
telkens komen tot de Bron, drogen de beekjes spoedig uit en zien we wel de
bedding van de beek, maar het levenswater ontbreekt.
Veel arbeid voor de Heer eist veel gebed en veel zitten aan Jezus' voeten.
Daarom: "Zoekt in het boek des Heren, en leest." "Zoekt
Mij." Daar vinden we de Bron, waaruit het levenswater vloeit, dat dorstige
zielen kan verkwikken.
Vergun mij daarom in dit inlèidend woord iets te zeggen over de Bijbel.
De Bijbel is het Woord van God, door de Heilige Geest
geïnspireerd.
Dit woord "inspiratie" dat ingeving, inblazing, bezieling betekent,
vinden we in het Oude Testament slechts in Job 32 : 8: "Zekerlijk de
geest, die in de mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden
verstandig," en in het Nieuwe Testament o.m. in 2 Tim. 3 : 16: "Alle
Schrift is van God ingegeven," ingeblazen door de adem van God.
Het is één en dezelfde Geest, die, bruisend uit de hemel komend alle heilige
schrijvers van de Bijbel vervulde, maar wij horen ieder met zijn eigen tong
spreken. "God heeft voortijds vele malen en op velerlei wijze tot de
vaderen gesproken." (Hebr. 1 : 1.)
Het betekent dus: "van God ingeblazen." Daardoor zijn de Schriften: de
adem van God: de inblazing van de Almachtige.
De profeten hebben hun eigen profetieën onderzocht. daar
deze in woorden en niet als algemeen toekomstige "waarheden"
gegeven waren. Dat ze hun eigen geschriften onderzochten is een duidelijk
bewijs, dat ze die niet zelf hadden bedacht. Het waren woorden die ze opschreven
en waarvan ze later, in hun verband, de betekenis trachtten te verstaan.
"Navorsende welke of hoedanige tijd de Geest van Christus, die in hen was,
aanduidde, toen hij te voren getuigde van het lijden, dat op Christus komen zou,
en van de heerlijkheid daarna; wie geopenbaaard werd dat zij niet voor zichzelf,
maar voor u de dingen bedienden .... (1 Petr. 1 : 11-12.)
Spurgeon, de grootste prediker van de 19de eeuw zegt het zo kernachtig:
"Wij zullen voor elk woord van de Bijbel strijden en geloven aan de woordelijke en letterlijke inspiratie der Heilige Schrift. Wanneer ons de "woorden" ontnomen worden, dan gaat voor ons de "zin" geheel en al verloren."
De Schrift is een door God ingegeven "geheel". Ze bevat
niet slechts Gods Woord, maar is geheel Gods Woord.
Er is geen enkel boek dat de plaats van de Bijbel kan innemen. We zijn dankbaar
voor de vele geschriften die wij bezitten. God heeft in de loop der jaren
broeders gegeven, die grote gaven van God ontvangen hadden, en wij zijn dankbaar
en waarderen wat God, door die broeders in geschriften, ons geschonken heeft.
Maar er is maar één Bijbel: Het Boek.
Wie zijn plaats in de wereld wil innemen naar Gods gedachten
en zijn naaste op de beste wijze wil dienen en in de tijd voor de eeuwigheid wil
werken, die moet aan Jezus' voeten zitten en onder de invloed van Zijn woord
stil worden.
Hoe meer wij onder de invloed van Zijn Woord komen, des te sterker invloed zal
ons woord hebben.
De waarheden der Schrift en hun goddelijkheid behoeven niet
bewezen te worden, zij bewijzen zich aan elk niet verblind en verhard geweten.
Waar Gods Woord spreekt, behoeft het geen verder gezag.
Veel, veel meer dan wij kunnen vermoeden en in onze vrome welbespraaktheid
merken, bewijst zich "het Woord", als onweerstaanbare waarheid aan de
harten van allen, die wij er mede bekend maken.
Wie uit de waarheid is, hoort Zijn stem en wie oprecht is, wordt ootmoedig. En
zelfs, waar de lippen nog tegenspreken, moet het geweten erkennen, dat het de
waarheid is, als wij het Woord en het Woord alleen laten spreken.
Waar de zon schijnt, behoeven we ons met onze lantaarn niet gewichtig te maken.
Door niets wordt ons de Bijbel zó lief en onze eerbied waardig, dan wanneer wij
zijn macht beproeven in het rechte gebruik: als zwaard des Geestes.
En zij, die de microscoop willen gebruiken - echter niet die van de zogenaamde
hogere Bijbelcritiek - maar van geestelijk onderzoek, zullen altijd nieuwe
bewijzen vinden van Zijn Goddelijke oorsprong.
Het Woord van God, gelijk de werken Gods, hebben dikwijls een nauwgezette studie
nodig, om ons in staat te stellen, het nog meer en nog beter te waarderen.
Wij hebben Gods Woord niet te becritiseren; het becritiseert ons. "want het
Woord Gods is levend en krachtig, en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en
doordringende tot de verdeling der ziel en des geestes, zowel der gewrichten als
des mergs en een oordelaar (criticus) van de gedachten en overleggingen des
harten. (Hebr. 4 : 12.)
Zijn de gelovigen in de vorige eeuwen veel tekort gekomen, toen zij de
"hogere Bijbelcritiek" en de moderne "theologie" niet
kenden?
Niet wedergeborenen kunnen onmogelijk de dingen, die des Geestes Gods zijn,
verstaan. God moet het bekend maken door Zijn Geest, die de diepten Gods
onderzoekt.
De Heer Jezus heeft gezegd: "Zo iemand wil Diens wil doen, die zal van deze
leer erkennen, of ze uit God is, dan of ik uit Mijzelf spreek. (Joh. 7 : 17.)
"De woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven. De Geest
is het, die levend maakt; het vlees is van geen nut." (Joh. 6 : 63.)
De Apostel schrijft aan Timotheüs .... "en omdat gij van kindsbeen
af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot behoudenis, door het
geloof, dat in Christus Jezus is. Alle Schrift is van God ingegeven, en nuttig
tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing in de
gerechtigheid; opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk ten volle
toegerust." (2 Tim. 3 : 16-17.)
Dit zijn de geschriften van het Oude Testament.
Die van het Nieuwe Testament geven ons, wat "God gesproken heeft in de
Zoon." (Hebr. 1 : 2), en aan ons is bevestigd geworden door hen, die het
gehoord hebben, God bovendien medegetuigende door menigerlei uitdelingen des
Heiligen Geestes, naar Zijn wil. (Hebr. 2 : 4.)
De woorden, zowel van het Oude als het Nieuwe Testament, zijn door de Heilige
Geest medegedeeld.