GEEN VREEMD VUUR

 

De korte geschiedenis van Ananias en Saffira staat als een opgeheven vinger, die de eeuwen door tot waarschuwing maant, in het boek van de Handelingen der Apostelen. Ze roept ons toe: "Onheilig vuur kan voor het aangezicht des Heeren niet ongestraft blijven!"

Levitikus 10 : 2 bevat dezelfde les: Nadab en Abihu, die "vreemd vuur" brachten, werden door "een vuur van het aangezicht des Heeren," verteerd!

Bij de eerste liefelijke ontplooiing van de Gemeente des Heeren, gold het geen aangestelden priester, die den voorhof des Tabernakels ontheiligde, maar Ananias, die op het voetspoor van Barnabas, den Leviet, een deel zijner goederen verkocht, en met de opbrengst daarvan de heiligen wilde dienen. De Heer kon echter Ananias, in dezen dienst niet behoeden - Ananias beteekent: "dien de Heere behoedt" - integendeel, Hij moest hem oordeelen, op hetzelfde oogenblik. dat hij zijn ontheiligden dienst met een leugen tegen den Heilige Geest bevestigde.

Ananias en Saffira waren overeengekomen tot hun daad; ze wilden meer schijnen dan ze waren, en geprezen worden; ze wilden doen "alsof", en toch het hunne behouden! En dát kon onmogelijk ongestraft blijven. Enkele uren na elkaar werden ze ten grave gedragen, en het is, alsof op hun gemeenschappelijk graf het grafteeken staat met het opschrift:

"Geen vreemd vuur!"

J.T.